Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij gebood [26]den eerste, zeggende: Wanneer Ezau, mijn broeder, u ontmoeten zal, en u vragen, zeggende: Wiens zijt gij? en waarheen gaat gij? en wiens zijn deze [27]voor uw aangezicht? 26. Te weten, den knecht, die de eerste of voorste kudde leidde; en zo vervolgens, van den eerste, tweede, derde, enz. 27. Dat is, die gij voor u heen drijft, of die voor u heen gaan.